Sjaantjes hoekje

“De tijden veranderen en wij veranderen met de tijden”, zo waarschuwde de kerkvader Sint Augustinus ons. Hij vervolgde met de vermaning dat wij zelf die tijden zijn, wij maken de tijden. Daarom verontschuldigt de verandering der tijden nooit voor ontwikkelingen die wij ethisch veroordelen. Want wij zijn erbij, bij deze ontwikkelingen en reeds daarom dragen wij — omdat wij ons er niet tegen verzetten — eraan bij. Nu ik zelf verouder en in de ouderdom terugkijk op wat eens vanzelfsprekend was, vallen mij persoonlijkheden in, die voor mij dagelijkse figuranten waren in de dorpse gemeenschap van het stadswijksdeel Strijp. Een voormalige randgemeente van Eindhoven. Dat was destijds mijn biotoop. Nu is het een onbekend verleden land, opgaand in de nevelen der tijden. Kom ik er, dan is het sterk veranderd.

Een van de veranderingen die mij trof, terwijl ik er niet bij was, bij die verandering, is dat het Strijpse hoekwinkeltje van Sjaantje van den Berk verkocht is. Het winkeltje op de hoek van de Zeelsterstraat/Botenlaan. Het wordt opgesplitst, het pand, in acht (!) micro-appartementen en is dus waarschijnlijk verworven door een projectontwikkelaar die inspeelt op de krapte van de woningmarkt voor studenten aan de Hogere Beroepsopleidingen in Eindhoven en de Technische Universiteit in deze stad. Want dat soort appartementen is gemakkelijk verhuurbaar aan een vlottende, financieel daadkrachtige, doelgroep. In Den Haag, bij mij in de laan, gebeurt dat precies zo. Ook mijn huis zou in dergelijke appartementen veranderd kunnen worden met een vergelijkbare opbrengst, want de kamernood is hoog.

Sjaantje is lang, heel lang, blijven wonen in het pand. Ik weet niet hoe lang, maar vermoedelijk tot haar dood. Er zaten drie zusters daar achter de winkel. In de grote zijkamer aan de Botenlaan achter de zware volgroeide ligusterheg. In die kamer was het vermoedelijk donker. Er hingen glasgordijnen die altijd gesloten waren. In de weekeinden kwam de uitbestede zuster daar ook bivak houden, de zuster, die door de buurt de “rijksdebiel” werd genoemd, want het was duidelijk een mongooltje. Door de week zat ze in een inrichting. Maar zaterdags mocht ze daar uit en kwam met de e-bus genieten van haar vrije dagen in die stille wachtkamer achter de winkel. Op zondagochtend had ze haar uitje naar de Sint Theresiakerk, de twaalf-uren mis. Dat was de laatste zeer korte mis op zondag, waarmee men nog aan de zondagsverplichting voldeed. In twintig minuten kon het bekeken zijn als kapelaan Verhoeven niet preekte. Mijn moeder liet haar kinderschaar niet graag onbewaakt achter, vooral niet met het oog op de krokodillen in de voorkamer.