Het volkerenrecht kent twee grote dóórontwikkelde en grotendeels gecodificeerde segmenten, meestal vervat in een aantal multilaterale verdragen. De eerste afdeling is het interstatelijk publiekrecht. De tweede het internationaal privaatrecht. Die kennen weer subsegmenten. De eerste wordt doorgaans verdeeld in vijven: (1) het interstatelijk jurisdictierecht (2) het interstatelijk strafrecht (3) het interstatelijk rechtshulprecht (4) het interstatelijk institutioneel recht en (5) het interstatelijk humanitair recht. Deze segmenten zijn dogmatisch en systematisch goed in kaart gebracht voor de grote verdragsfamilies.
Bij subsegment (1) gaat het om de ruimtelijke afbakening van de rechtssferen waarbinnen staten ter rechtshandhaving hun publieke zwaardmonopolie mogen bezigen. Bij (2) gaat het om de misdrijven die de staten in ieder geval moeten strafbaarstellen, vervolgen, bestraffen, en waarvoor de slachtoffers via de staten schadeloosstellingen moeten kunnen claimen en krijgen. Denk aan oorlogsmisdrijven, slavenhandel, opiumdelicten, handel in menselijke organen. Bij (3) moet men denken aan de regels die de staten moeten hanteren om elkaar bij de vervulling van taak (2) te helpen. Door elkaar uitleveringen te gunnen van de misdadigers, door overname van strafvervolgingen, door internationale bewijsleveringen te doen. Bij (4) gaat het om de regelingen van de instituties die nodig kunnen zijn om deze taken te vervullen, zoals de rechtspersonen Europol, Eurojust en het Internationale Permanente Strafhof.
Bij de tweede afdeling gaat het om de regelingen betreffende de nakoming van internationale contracten, die aangaande de rechtsgevolgen van grensoverschrijdende onrechtmatige daden en de burgerlijke rechtsvordering onder de wereldburgers in het handelsverkeer. Het gaat dan dus om een horizontale rechtsbetrekking. Terwijl bij de eerste afdeling het gaat om een verticale betrekking: de staat versus een individu of bijzonder persoon, want het kan ook een rechtspersoon zijn die verdacht wordt. De staat past dan bij de rechtsmachtsuitoefening staatsrecht toe, doorgaans van eigen makelij.
Wat niet op dit supranationale niveau multilateraal geregeld is, is het interstatelijk fiscale recht, waarin het grensoverschrijdend belastbaar feit, de aanslag daarover en de daaraan verbonden heffing alsmede inning, zomede de daaraan verbonden aansprakelijkheden voor verdragsfamilies op min of meer universele wijze wordt gecodificeerd. De negentiende eeuw was daar wars van.
Dat was niet te rijmen met de alstoen gangbare opvattingen over het principe van de staatsoevereiniteit. Belastingheffing en de sequelen daarvan waren inherent aan de uitoefening van interne soevereiniteit. De aanslag was een staatsact. Die Germaanse term (Hoheitsakt) werd bijna door alle experts in dit verband gebruikt. Daarbij had een staat niets te maken met volkerenrecht of supranationaal dwingend recht.
Dat ware een aantasting van de soevereiniteitsclaim. Per definitie. Dat waren onbespreekbare uitgangspunten. Ook in het verband van de Volkenbond is er nooit over gepiekerd om daaraan te tornen. Die punten bleven ook in de twintigste eeuw sacrosanct als tezamen, in onderlinge samenhang, een onbespreekbaar axioma. De Verenigde Naties bleven er verre van. Daarin is nu verandering aan het komen. Tergend langzaam en wellicht te laat.