De Verenigde Naties werden opgericht bij een bilaterale overeenkomst tussen de Britse regeringsleider Winston Churchill enerzijds en Franklin Roosevelt, de USA-regeringsleider anderzijds bij de Atlantische Verklaring van 1941. In Winstons onnavolgbare Engels: the Atlantic Charter. Een rechtsvaststellende verklaring met een gemeenschappelijke – dus: bilaterale — visie op de grondbeginselen van een internationale orde na de Tweede Wereldoorlog en een op te richten internationale organisatie voor bewaking van de globale vrede en veiligheid. De hierin vastgehouden beginselen hebben tot op heden wereldwijd werking. Ze behoren tot het vóórgegeven interstatelijk gewoonterecht. Ze zijn bindend ook voor partijen die uit het Charter stapten of niet toegelaten werd.
Winston was ervan overtuigd dat de Heilsgeschiedenis der Mensheid werd gedragen door de Engels sprekende naties. Een diepe, existentiële emotie die hem beheerste toen Hitler zijn horden op de Britten losliet. Deze zielsontremming bestond uit allerlei vooringenomenheden van een Engels patriciër, verworven op het toppunt van de Britse wereldsuprematie in het begin van de twintigste eeuw. Winston schreef er een romantische vierdelige historiografische serie over, De Geschiedenis van de Engelssprekende Volken.
Alleen bij de Angelsaksen was de nieuwe wereldorde veilig. Dat axioma was ook hartgrondig openbaar kunstbezit van Roosevelt. Die droeg dat ook voortdurend uit. Ook als het hem tegenwerkte. Wat ze met dit axioma bedoelden was ook hen zelf niet duidelijk, maar het was samengesteld uit hartgrondige waarheden. Niet uit feiten, proefondervindelijk toetsbaar. Alle institutionele juridische instrumenten waarop deze volkerenrechtelijke organisatie sedertdien steunt, waaronder het Charter van deze supranationale veiligheidsorganisatie, gaan van die waarheden uit. Churchill bezigde met voordacht de term “Charter”.
Want hij dacht aan de Magna Carta van 1215. De overeenkomst tussen Jan Zonderland, de Engelse Koning enerzijds en de weerbarstige Engelse edelen anderzijds die tot hun weerzin hadden moeten vaststellen dat Jan een feodale verhouding was aangegaan met de regerende Paus, waarbij Jan tegen baar goud de territoriale interne soevereiniteit over Engeland had verkocht aan die kerkvorst en had beloofd die grond voortaan te beheren als een pachtend vazal op provisiebasis voor wat betreft de opbrengsten ervan aan veldgewas, houtopstanden, vee en nestvliedend vliegend gevogelte. Een tiendenovereenkomst dus met de Heilige stoel zoals er vele bestonden in de Lage Landen, die voor dit merkwaardig geval overgeschreven werden.
De edelen wensten niet in deze verhouding af te zakken tot geharnaste lijfknechten waarover hun koning mocht beschikken en eisten garanties voor de erkenning van hun privileges. Een contract in kleine kring onder de notabiliteit. Dus beslist niet een document dat een grondwet borgde laat staan een organieke constitutie. En zeker niet inroepbaar door alle ingezetenen van het koninkrijk. Zo zag Churchill de komende wereldverhoudingen. Er was een Brits Empire, dat was iets verdomd goeds, en dat moest blijven.
Dat was niet helemaal zoals Roosevelt het zag, maar de USA-hegemonie van dat moment vond ook hij iets verdomds goeds. Washington was wel degelijk een koloniale politiek begonnen met de oorlog tegen Spanje aan het eind van de negentiende eeuw, waarbij het protectoraatsgebieden had verworven op de Filippijnen, in Cuba, in Zuid-Amerika, in de Stille Oceaan, kortom, overal waar Madrid de vlag had moeten strijken en ook dat was tot heil der mensheid, die dat maar niet snapte. Maar het licht scheen in de duisternis die dat niet had begrepen. Vandaar die Atlantische Verklaring. De verklaring kwam tot stand op de Conferentie van Placentia Bay, een meerdaagse geheime ontmoeting die plaatsvond op het Britse slagschip Prince of Wales en de Amerikaanse militaire kruiser, de USS Augusta. Deze lagen voor anker in Placentia Bay, wateren die tot het Britse Dominion Newfoundland behoorden, vlak bij de toen nieuw gestichte marinebasis Argentia op het eiland Newfoundland, nu behorend tot Canada.
Met als voortbrengsel de VN. Een Angelsaksische organisatie, zo zien de andere werelddelen deze club die niet voor niets zetelt aan de First Avenue te New York. Als deze nu komt met een resolutie die een codificatie beoogt van de universele interstatelijke fiscaliteit, met allerlei rechtsmachtkringen, rechtshulpverplichtingen, uitvoeringsarrangementen en inspectie-facilitaties van dien, dan komt dat de Angelsaksische fiscaliteit ten goede, wat men allerlei verder voor verhevenheden mocht uitbraken. Laten we onder die invalshoek de mogelijke kanten van die supranationale fiscaliteiten eens bezien. Dan weet men welke hobbels men zou moeten nemen.