In de hiervoor gaande Blogs ging ik even in op het opmerkelijk initiatief van de Verenigde Naties om te voorzien in een verdragskader betreffende internationale standaarden inzake de afdoening van supranationale fiscaliteiten, de feitencomplexen die staten aanleiding geven om te komen tot aanslagen, heffingen en inningen terzake van belastbare feiten. Zoals je internationale strafbare feiten hebt, die zich grensoverschrijdend plegen te manifesteren tussen staten of naties – het oorlogsmisdrijf, het vergrijp tegen de menselijkheid, de zeeroverij, de valsemunterij, de slavenhandel, de handel in minderjarigen en vrouwen bijvoorbeeld – zo zijn er ook opstellingen of gedragingen die meerdere rechtsmachtskringen raken tussen staten of naties.
Ik gaf al in de december-Blogs Supranationaal Fiscaal Recht aan dat dergelijke fiscale feitencomplexen tussen staten aanleiding geven tot fiscale jurisdictieconflicten tussen staten. Door het conflict waarin staten verwikkeld zijn komt het niet tot een effectieve heffing of inning – dat is een negatief jurisdictieconflict – of het komt tot dubbele, driedubbele of meervoudige heffingen en inningen. Dat is het positieve jurisdictieconflict. Dat vaak nog ruïneuzer is voor de supranationale rechtshandhaving.
Omdat staten die eenmaal acuut conflicteren, zich niet meer terugtrekken. Uit prestige blijven ze doordouwen. En geven geen rechtshulp aan de staat met wie ze in dat conflict zijn verwikkeld geraakt. En deze geeft ook geen krimp. Met steeds weer als gevolg dat er van echte belastinginning of delging niets terecht komt, omdat de conflicterende staten koppig als steeds vasthouden aan hun nationaal voorrangsrecht, dat ze pretenderen te hebben. Maar dat geen andere staat en geen andere organisatie of natie erkent.
Rechtspersonen als multinationals weten dat laatste maar al te goed. Ze maken misbruik van deze interstatelijke anarchie, die ontstaat als staten onvoorwaardelijk blijven vasthouden aan hun nationale interne soevereiniteit. Ze gaan dan de jurisdictiekringen tegen elkaar uitspelen, zodat de inningsdiensten op nationaal niveau elkaar verlammen en de rechtspraak onmachtig is om dit vacuüm in rechtshandhaving te dichten, omdat ook de rechters niet willen afzien van hun competenties zoals nationaalrechtelijk geregeld in de wetten omtrent de rechterlijke organisaties. Want ze zijn en blijven voornamelijk territoriaal georganiseerd. De staten kunnen op dit moment alleen erkend worden als partijen bij de Charter-organisatie die de VN is, als ze grondgebied hebben waarover ze interne soevereiniteit kunnen uitoefenen. Zonder grond geen staat. Dat is de erfenis van de Westfaalse Vrede van 1648, zoals ik in eerdere Blogs uiteenzette.
Heeft een rechtsorganisatie geen territoir maar wel personeel waarover het een zekere doorzettingsmacht heeft, die lijkt op het zwaardmachtmonopolie, dan kan ze tóch niet gelden als Charter-staat. Het Charter is gebaseerd op een territoriale definitie van een staatsapparaat. Typisch Angelsaksisch. Een staat had ook gebaseerd kunnen worden op een personele betekenisbepaling. Dat was vóór 1648 iets wat niet zelden voorkwam: Venetië en de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën waren zich zelf in die richting aan het ontwikkelen. Dat kwam Londen niet uit. Ik geef nog aan waarom. Spreken we nu over fiscaliteiten, dan bedoelen we dus fiscale feiten die “geterritorialiseerd” zijn in de zin van het Angelsaksische recht. Dat is een vooringenomenheid die veel Aziatische juristen tegenstaat en die ook met de Gallicaanse rechtstraditie niet spoort. De fiscale feiten moeten in deze context van deze Charterorganisatie altijd kunnen worden beschouwd als (exclusief) geterritorialiseerd door een multinational. Alleen daardoor kan de Angelsaksische wereld deze feiten makkelijk manipuleren. Omdat ze territorialiteitsficties bij de vleet kent. Iets wat de andere rechtsmassieven steeds meer begint te irriteren. Daar zit een van de problemen die de VN echt wel zal moeten definiëren en oplossen, wil een voldragen concept-standaard fiscaliteitsconventie aanvaardbaar zijn voor een belangrijke volkerenmeerderheid. De ontwikkelingslanden staan daarmede sedert 1945 op achterstand. En dat nemen ze niet.
Deze rechtspersonen hebben handige fiscalisten en consultants in dienst en die zorgen mede aldus voor permanente belastingontduiking en fiscale ontwijkingen via slalommende forumshoppingsstrategieën. De zoektocht naar de gaten in de interstatelijke rechtshandhaving bij fiscale feiten. Zoals bijvoorbeeld oorlogsmisdadigers, genocidici, bedrijvers van misdrijven gericht tegen de humaniteit ook plegen te doen. En nog steeds met vrucht. Altijd weer. Ik laat de namen Eichmann, Pinochet, Papa Doc, Stroessner maar even vallen.
De litanie van deze namen is eindeloos. Het internationale strafrecht is er al lang mee bekend. Het heeft op papier daartegen instrumenten ontwikkeld. Die deze vacua iuris zouden moeten dichten. Vaak Reine Theorie. Dat wel. Maar als een vacuüm ten leste niet meer geducht gepolitiseerd kan worden, dan lukt het soms toch wel deze gaten te dichten. Daarvan zijn internationale straftribunalen de symptomen. Soms. En waarom zou dat in het supranationale fiscale recht ook niet kunnen lukken? Bij analogie van het strafrecht.