Thor was in 1849 aangetreden als premier tegen de zin van koning Willem III die hem een gevaarlijke nieuwlichter vond. Willem greep iedere audiëntie aan om met Thor ruzie te maken. Nu was Willem eigenlijk principieel tegen alle ministers die zich enigszins zelfstandig jegens hem opstelden. Maar op Thor was hij bijzonder gebeten. Thor probeerde de verhouding tussen hem en de koning wel te milderen. Thor zocht het conflict echt niet. Thor was geen jenner. Hij was geen man die autoriteitsconflicten opzocht. Sociaal was hij onhandig. Hij voelde situaties niet goed aan. Hij wist dat. Hij had daarom het harnas van distantieve beleefdheid aangegord. Hij manipuleerde eigenlijk nooit. Hij zei in welgekozen ijzeren zinnetjes waarop iets stond, met een minimum van gesticulatie. Dan sloot hij de kaken.
Wachtte af wat de ander voor reactie zou vertonen. Thor had humor. Maar die liet hij niet blijken in de omging met mensen met wie hij moest samenwerken. Die liet hij, onbewust, eigenlijk merken dat hij precies wist wat hij wilde, waarom en hoe. Zonder aarzeling, zonder de ander ronduit de les te lezen, weinig tegemoetkomend, soms zelfs citerend uit diens eerdere studies, uitingen en wilsopenbaringen. Willem had meestal de stukken niet gelezen, was er nooit helemaal met zijn hoofd bij en was hyperbeducht dat op zijn koningschap werd ingebroken. Hij was niet direct voornemens “ce professeur” alle hoeken van de kamer te laten zien, maar omdat Thor niet uit de plooi kwam, bleef aanhouden, bekwaam argumenteerde en nimmer blijk gaf onder de indruk te zijn van het feit dat hij nu toch echt met een koning sprak, dreef hij de cholericus spoedig tot razernij.
Die barstte in geschreeuw uit dat op de gang te horen was, begon in de documentenstapel te graaien en kon nooit de juiste oplegnota vinden. De professor stond dan angeliek, met een fijne glimlach te wachten terwijl de papieren als een sneeuwstorm in de kamer ronddwarrelden. Willem stond in zijn hemd. Willem wist het en verdacht de ander er van daarin zich te verkneukelen. Van Hall deed het anders. Hij bedacht tevoren aan wie Willem op dat moment een speciale hekel had. Op dat eigenste moment dan. Want Willem had aan verschrikkelijk veel mensen een hekel, maar kon zich vrijwel nooit herinneren aan wie en waarom. Van Hall noemde de naam van de ongelukkige die tevoren tierend was weggejaagd. Hij gaf aan, dat die persoon een gluiperd was, een mauvais sujet. Noemde dan de oorzaak die het staatshoofd het schuim op de lippen had gebracht. Maar, alsof hij van die recentste botsing niets wist, bracht Van Hall dan juist die aangelegenheid breedvoerig ter tafel als de grond, waarom hij die persoon niet kon luchten. De koning, verbaasd dat hij een geestverwant aantrof, stemde gretig in. Van Hall lichtte zijn antipathie toe, zorgvuldig in keurige bewoordingen een hertaling gevend van het woeste gebulder dat Willem had aangeheven tegen de ambtenaar die als een eerloze schelm het Noordeinde was afgejaagd.
Willem bedaarde meteen, onderdrukte de behoefte om Van Hall duchtig op de schouder te slaan en tekende het stuk dat deze minister hem voorlei, zonder eigenlijk te weten wat het bediedde. Zo kwam Jan Splinter door de winter. Van Hall kon doorgaan met zijn prutswerk, vond Thor, omdat Van Hall zich gaarne prostitueerde. Inmiddels schoot Van Hall Thors levenswerk aan barrels. Het kwam niet van een algemene wet op de rijkswaterstaat, op de rijksspoorwegen, op die van de aanleg van de rijkskunstwerken ten algemene ruimtelijke nutte, zoals de stoomdroogmakerijen en communicatievoorzieningen zoals de beurtvaart van overheidswege en de telegraafwerken. Dat had Thorbecke allemaal in het hoofd. Maar Floris zat hem in de weg. Pas in januari 1862 mocht Thor de teugels weer opnemen van de staatshuishouding. Maar toen had Van Hall zoveel gerommeld, dat consistentie van uitgangspunten bij het uitvoeringsbeleid onmogelijk was. Het liberale systema van Thor bleef een torso. Daarom kijkt Thor zo dwars, bars en droevig op dat monument aan het Lange Voorhout. Daarom zit hij krampachtig aan dat bureau als een gecommitteerde bij een baldadig eindexamen. Leg dat maar eens aan Japanners uit.