Tijd kopen

De 28e maart jongstleden hebben de coalitiepartners van het huidige D66/VVD/CDA/CU-kabinet een héle avond vergaderd in de Trêveszaal aan het Haagse Binnenhof. De dienstauto’s rolden, zoals dat hoorde, af-en-aan. Rechterachterportier van de glanzende limousine open. Een bewindspersoon die zich ontworstelde aan het interieur van de rechterachterbank. Microfoons die uitnodigend werden opgeheven. En niemand die iets zinnigs uitbracht. Wat was het thema? Hoe het nu toch verder moest, gegeven de aardschok – die term kwam onvoorwaardelijk terug – die de recentste Provinciale Statenverkiezingen hadden teweeggebracht. De Burger Boerenbeweging de grootste partij in datgene wat men ook wel “De Senaat” heet. De Eerste Kamer. Wobke Hoekstra zei dat het gevolgen moest hebben. Onmiddellijk. Het was dringend.

Maar aan de andere kant had het ook tijd nodig. Veel. Weken, dacht Wobke. Omdat niemand het had zien áán komen. Hij had het kennelijk toch over een natuurverschijnsel. Een komeet die was ingeslagen. Waartegen niets bestand is. Maar het ging gewoon om een uiting van een electoraat. De kiezer had iets doen blijken. Zó wilsonafhankelijk, zo onmenselijk, zo astraal was het nu toch ook weer niet. Tenzij de politici de kiezer zijn gaan beschouwen als een planetoïde verschijning. Vanuit het heelal aandenderend. Dat was het dus overduidelijk wel. En beter kon de vervreemding tussen kiezers en gekozenen eigenlijk niet verwoord worden, al was dat ganselijk niet het oogmerk van Wobke. Men ging, zo gaven alle belangrijkerds van dat uur aan, het allemaal eens grondig heroverwegen.

Ja, je zag sommige ministers even huiveren, als een hond die water tracht af te schudden. Ze verdwenen in optocht in de sluis van de vestibule naar het witte trappenhuis van Algemene Zaken. Alleen mevrouw Kaag werd even kwaad. Ze kwam met enige moeite van haar achterplaatsje op die bank van de dienstauto, de portierdeur kierde nipt, en daar kreeg de minister van financiën waarachtig al de rode bol van een microfoon midden in het gelaat gedrukt. “Laat me gewoon even uitstappen, ja?” snibde ze op de inmiddels zo vertrouwd geworden metalige en immer hooghartige toon. Verder had ze er niets, maar dan ook niets aan toe te voegen. IJlings beende ze naar binnen, de journailles laten voor wat het waren: hinderlijke insecten, geleedpotige nieuwsgaarders.

Rutte gaf toch nog een soort van staande conferentie, laat op die avond. Het woei flink. Windkracht zes zeker. Er was, zo zei hij, heel wat te bespreken geweest. Het moest anders. Beter. Zorgvuldiger.  De toeslagen-affaire, de aardgaswinning in Groningen, de aardbevingsschades, de stikstofcrisis, de zorg in het volksgezondheidssegment, het klimaat. Het was allemaal besproken. Zo kon het natuurlijk niet doorgaan. De burger moest bediend worden. Niet buitengesloten, dat gaf Rutte ook nog te kennen. Ging het regeerakkoord nu open? Nee, dat zou hij nu niet direct kunnen zeggen, al was het, daar wilde Rutte heel transparant over zijn, een van de opties. Laat dat toch vooral duidelijk zijn. Het waren goede gesprekken geweest. Iedereen was aan boord gebleven. Dat was heel wat. Dat moest iedereen goed beseffen. Dat was ook zo. Bijna niemand had iets anders verwacht.

De machtigingswet tot collectieve onteigeningen van de agrarische gronden is dus kennelijk nog niet af. Er is nog niet voldoende breed draagvlak. Al is zonder twijfel het voorontwerp al lang rond geweest bij de Raad van State, die voor de Rechtspraak en de uitvoeringsorganen, waaronder het Openbaar Ministerie. Die worden later nog weleens geconsulteerd voor de show, maar daar is al grondig gesondeerd. Dat is met ongrondwettige machtigingswetten in Nederland traditioneel het geval. Laat dat vooral duidelijk zijn. En vooral dat de scheiding van de machten bij dat soort wetten alleen maar een hinderlijke werkhypothese is. Het is nu wachten totdat Jan Publiek murw is. Op een windstille avond, als de halsbandparkieten kwetterend hun slaapplaatsjes hebben gevonden in de besmeurde bomen aan het Korte Voorhout. Dan stoot het kabinet door. Dan staan de neuzen ineens dezelfde richtingen uit. Tenminste: de reukorganen van hen die dat aangaat. Dat zijn er tegenwoordig nog maar heel weinig. Tenminste: wat deze coalitie betreft. Men wachte tot de tijd rijp is. Men weet dag noch uur.