De woede over de asylering van de Duitse Keizer nam in december 1918 in Engeland grotelijks toe. Dat kwam door de verkiezingen waarbij tal van Engelse gedemobiliseerden hun stem mochten uitbrengen. Deze voormalige militairen waren van hoog tot laag verblind door haat jegens die rotmoffen die hun levens hadden verpest. De Keizer was hun leider geweest. Hij had het ontzagwekkende machtige Duitsland als een gigantische stoom-en-vuur spuwende stoomlocomotief op verkeerd spoor gerangeerd, het railtraject dat voorbehouden was aan de Britse spoorwegen die daarop hun imperiale locomotief in tegenovergestelde richting hadden doen voortdenderen, volgens dienstregeling en tegen afgesproken tarief.
Beide stellen met hun treinen waren in één daverende klap tegen elkaar gebotst, de tenders omgeslagen en een groot deel van de passagiers gedood, verwond of voor het verdere leven getraumatiseerd. De Duitse machinist was tijdig van de vuurplaat gesprongen en zat nu in een Hollands café glunder toe te kijken naar de opruimingswerkzaamheden. Die vent moest opgepakt worden, berecht en aan de galg. Dat de kastelein dat niet begreep was hem euvel te duiden en was slechts verklaarbaar omdat de gast klandizie kon trekken. Daarom: een expeditionaire macht naar Holland gezonden en de rotzak achter de stamtafel weggetrokken. Hij moest horen en voelen.
In deze zetting was het Britse publiek opgezweept en zo wilden de Engelse politici het zo lang mogelijk houden. Het zou ook practisch makkelijk uitvoerbaar zijn: een torpedobootjager naar Rotterdam, één naar IJmuiden. Daaruit twee mariniersbrigades ontschepen en naar de Utrechtse Heuvelrug. Arresteren die keizerlijke rotzak en gevankelijk ermee naar Londen, naar de Tower. In Parijs, waar de geallieerde westelijke delegaties samenkwamen ter inleiding van de vredesbesprekingen was er alle begrip voor. Het feit, dat de Nederlandse regering uitlevering weigerde van Wilhelm, op grond van een beweerd eeuwenoud asielrecht, wekte algemene verontwaardiging.
Vanaf 15 december kachelde de reputatie van Nederland te Parijs dagelijks verder achteruit. Daaraan was mede debet dat de Belgen beschikten over een Franstalige minister van Buitenlandse Zaken, Paul Hymans, die doende was in Parijs flink stemming te scheppen tegen Nederland, tegen Den Haag. Hymans zag mogelijkheden om annexaties ten laste van Nederland door te drukken, als hij maar kon aantonen dat Nederland steeds verholen pro-Duits was geweest. moeilijk was dat niet. Nederland had vaak voedselvoorraden over de Rijn laten transporteren naar Duitsland omdat dat uitermate profijtelijk was, terwijl op de ladingsmanifesten stond dat het voedsel bestemd was voor Nederlands gebruik. Nederland had zand en grint laten doorvoeren nodig voor de aanleg van Duitse loopgraven en bunkers. Nederland had U-Booten laten teruggeven voorzien van de nieuwste schnorkelapparatuur, afgekeken van Nederlandsch-Indische onderzeëers. Nederland had Duitse militairen betere interneringsomstandigheden gegund dan Britse, Belgische en Franse.
En nu hadden de Nederlanders de opperschurk van Duitsland huisvesting aangeboden en bescherming. De Keizer was door de koningin Wilhelmina uitgenodigd. Al in september 1918. Was dat geen verraad aan de mensheid?
Hymans kon dat goed onderbouwen. Hij had al in de oorlog flink laten spioneren in Nederland. Moeilijk was dat niet geweest. In Nederland zaten honderdduizenden Belgen die Nederland helemaal niet zo erkentelijk waren voor de opvang, die ze schrieltjes vonden en nodeloos vrijheidsbeperkend.
Veel van hen waren Vlaamse activisten geweest, die bij de Frontbewegingen vooraanstaande posities hadden ingenomen in de Vlaamse Westhoek, het IJzergebied. Ze waren gevlucht en gedeserteerd. Ze waren naar Nederland gekomen. Maar daarmee hadden ze dat land nog niet sympathiek gevonden. Ze hadden van de noodzaak een deugd gemaakt en verspiedingen gedaan voor hun kabinetten te Le Hâvre, waar de Belgische regering tijdelijk zeteling had gevonden. Hymans maakte daar nu gebruik van voor Franskiljonse doelen. Dat hadden de Vlamingen niet beoogd.