Enfin, die Pieter maakte kort daarop een eind aan zijn leven. Niet door de interventie zijdens Theo maar desondanks. Het is, na die veertig jaar, verbazend om je te realiseren hoe
Vaak hebben Theo en ik elkander ontmoet in het kader van dergelijke cataclysmen, meestal ook verwijtbaar zichzelf berokkend door de geachte cliëntele, die Theo op hun pelgrimstocht getabberd moest bijstaan. Ze waren allenmaal de bananenschil in hun eigen leven. Zoals wij onze beurt op onze eigen wijze dat ook zijn in onze barre gang die we voor uniek en onherleidbaar houden. Dat is ze niet. We denken te veel dat wij voldoende eigenbesef hebben en zelfreinigingsvermogen. Dat motoriek houden wij stamelend aan de praat, steeds weer opnieuw de starter beroerend. Theo gaf steeds terzijde aan, dat betrokkene daarvan zou moeten afzien. Maar tevergeefs. Theo bleef er nuchter onder.
Ik denk aan het geval-Droppini, de typische Hagenees die op een goede frisse lenteavond een betonnen paal van de HTM-bovenleiding bij de Soestdijkse Kade te Den Haag daverend uit de berm had gereden. Hij wist, terwijl zijn walmend wrak nog hoestend stond uit te wasemen en de sirenes van de gemeentelijke politie verrieden dat een en ander niet aan de hinderlijke aandacht van de openbare burgerlijke gewapende macht was ontsnapt, mij te bellen, dringend hees verzoekend om die juridische kampioen uit het Zuiden, want er was wat aan het handje. Hij deelde mij mede dat hij een illegale verloofde aan boord had die het wrak niet kon verlaten, dat hij nooit geen rijbewijs had gehad, twee flessen huppelwater bij het pokeren had geconsumeerd, terwijl hij kort tevoren wettig doch onregelmatig was getrouwd met de als blonde stoot uitgedoste dochter van de gokkastkoning van de binnenstad, die erom bekend stond dat hij familiale akkevietjes hoog placht op te nemen.
“Ken die Tilburgse vriend van jou mij niet effe hellepe, ik segt tegen de pliesie wel dat me wèf gereeijen heeft”, aldus besloot de delinquent met een klok de conversatie abrupt. The0 daalde later heilbrengend in het cellencomplex neder aan de Jan Hendrikstraat en wist weer verwonderlijk veel te bereiken. Droppini was net een handeltje in kantoormeubelen gestart daarbij alle licenties voor modellen en merken negerend, maar ook dat nam Theo en passant wel even mee. Met deze Droppini ging het ook bergafwaarts, zij het dat ik het toch wel aardig vond dat zowat het halve kantoor-Linssen inmiddels door dat volstrekt ondeugdelijk meubilair is gezakt. Want Droppini betaalde in natura, dat spreekt. Hij wisselde weer van vrouwen, huwelijken en wies gaandeweg tot een bolle omvang Billie Turf gelijk.
Ik zag hem laatstelijk, staande op het groene biljart in Katwijk, een visser café, een lijkrede houdend voor Pieter, die we kort tevoren ten grave hadden gedragen. Hij deelde de diep ontstelde moeder, die in zwart gewaad terzijde krimpend haar tranen zat in te houden, mede dat Pieter wel drie vrouwen achterelkaar kon berijden en dan nog sperma overhad als een dolle nikker. Desgevraagd deelde hij mede dat hij deze prestatie van allure alleen maar publiek gemaakt had opdat de calvinisten in Katwijk ter dege zouden weten dat met Pieter een echte vent was geweest en echt geen haumo. Het schijnt wellicht terugvoerbaar op de Instituten van Calvijn. Theo vertrok van dit soort zaken nooit enige spier. Dat soort klanten bracht ik dus aan. Terwijl het acquisitief vermogen van Theo beduidend voordelig uitpakt, heeft hij mij daaromtrent ook nooit verwijten gemaakt. Dat valt te prijzen. Al begrijp ik het niet recht. Maar dat is bij Theo wel vaker zo.