Zeelsterstraatevoluties IV

En zo had het Opperwezen ook kenbaar de maatschappij ingericht in standen, waarbij de ene later opstond dan de andere. Deze eerste groep bracht het bestaan ook door in huizen wier gevels verrieden dat er later opgestaan werd en dat bij de wastafel de odeklonje duchtig gesprenkeld werd. Deze huizen hadden erkers en kunstige zandsteenornamentaties boven de raampartijen, versierd met artistieke muurankers.

Je kon daaraan zien, dat hier een leraar aan een middelbare school zijn leven sleet. Mijnheer Kocken was er een voorbeeld van. Maar die sprak dan ook geen Strijps, een onnavolgbaar dialect dat wel onderscheiden was van het Gestels of Stratums door de langgerekte klinkers. De Dames Janssens zaten in het lager onderwijs en articuleerden keurig de meervoudsvorm in de werkwoorden. Daarom was het een voorecht uitgenodigd te worden in zulk een huis met een erker, wellicht met een glas-in-lood-ruit in de bovensegmenten, terwijl boven de latei knipvoegen prijkten.

Minder volk huisde in daggelderswoningen. Meestal eensteensmuurtjes. Geen tweede verdieping, maar een voorraadzolder. Soms een opkamer en de plee separaat achter het schuurtje. Geen hal, Men viel letterlijk met de deur in de huiskamer. Die voordeur in het midden, daarachter direct de gang naar keuken en plee. Aan weerszijden een raam zonder ornamentatie. De gevel wat uit de rooilijn om ruimte te bieden aan tuintjes waarin aardappelen, kruisbessen en boontjes gekweekt werden. Deze woningen dienden weliswaar niet gemeden te worden, maar bezoeken strekten ook niet tot maatschappelijk aanzien. Hield men een varken in de aanbouw die bijkeuken werd genoemd, dan was het zaak het dier niet te aaien, tenzij het gekraamd had.

Want de geur ervan bleef je dagen bij. Mijn moeder keek mij dan bevreemd snuivend argwanend aan En zo had het Opperwezen ook kenbaar de maatschappij ingericht in standen, waarbij de ene later opstond dan de andere. Deze eerste groep bracht het bestaan ook door in huizen wier gevels verrieden dat er later opgestaan werd en dat bij de wastafel de odeklonje duchtig gesprenkeld werd. Deze huizen hadden erkers en kunstige zandsteenornamentaties boven de raampartijen, versierd met artistieke muurankers. Er waren romantische balkonnetjes voorzien met hardstenen balustrades die soms zelfs beeldhouwwerk vertoonden. Of de brievenbussen waren geornamenteerd met amfibieën, reptielen of geleedpotigen, alles in art deco-stilering. De glas-in-lood ramen vertoonden jugendstilmotieven, medaillions, soms zelfs portretten van familiedynastieën. Wie daar woonde was niet van de straat noch herkomstig uit gezinnen van Jan Boezeroen. Maar er was nog veel meer mogelijk dat wees op vooraanstaandheid, waaraan de daggelder niet behoorde te dénken.

Veel kwam het niet voor, dat is waar, want zo deftig was de zandweg naar Zeelst, Meerveldhoven en Oerle nooit geweest, zeg nu zelf. Wie zó belangrijk was, wilde geen deel uitmaken van deze boerse lintbebouwing en zocht het letterlijk hoger op, op de stuwwallen die elders gevormd waren. Neen, dán de dokterswoning van de huisarts Paulen. Die had twee erkers en een inpandige grote garage. Je kon zien dat God de standen echt had gewild. En uiterlijk kenbaar deed zijn.  Ook aan de Zeelsterstraat die daar eigenlijk niet voor wás. De bewoner was dus een onaanraakbare. Ook blijvend zintuigelijk aan den lijve, want men geurde dan naar chloroform. Deze standaard negentiende-eeuwse daggelderspanden werden naarstig gesloopt, toen Het Evoluon – het tentoonstellingsgebouw van Philips, waarin de technische ontwikkelingen binnen de elektronica hartgrondig werden uiteengezet – werd gebouwd en parken werden ingericht ter omlijsting daarvan. Het gehucht ’t Ven ging tegen de grond.

En aan de oorspronkelijke schouwtegels kon je nog zien welk een Brabantse eeuwenoude bontheid tegen de grond was geworpen. De slopers lieten ze achteloos achter, zodat je ze als legpuzzel aaneen kon scharen op zoek naar het motief dat ze in de herd gevormd hadden. Soms trof je een oude schouw geheel compleet nog aan tussen het puin. Of een kunstig bovenlicht of een eikenhouten bewerkte balustrade naar een opkamer. De koeien werden verbannen. Maar een oude knol bleef hardnekkig toch nog gras uit het verregende veldje trekken waarop hij en zijn kornuiten oorspronkelijk geweid waren.