Voor het Rotterdamse jochie dat ik was, was de schoolgang steeds avontuurlijk. Reeds omdat overal aan de straatzijden nog steeds boerenstaldeuren in de gevelwanden prijkten. Daar waren ook uitritten voor de trekdieren. Wij werden overgezet door een benzinepompbediende, behorend bij een garagebedrijf, zulks in groepen, omgevormd tot colonnes. Een zuster of schooljuf ving deze aanmarcherende kinderbenten op. Bij de Bredalaan. Er was dus een zeker toezicht. Met hiaten. En het voorkwam steeds minder verkeersongevallen. Omdat op de Zeelsterstraat de stroom knorrende beesten, zoals Bordewijk de automobielen destijds noemde, steeds maar toenam. Bij de splitsing met de Bredalaan was een zeebrapad.
Daar werden de jongens van de meisjes gescheiden, voor zover ze naar de lagere school gingen. De jongens gingen naar de Sint Willibrordusschool. Linksaf dus, gelet op de looproute. De meisjes en meiden rechtsaf. Deze splitsing zou ons onze levens heugen. De jongens gingen a sinistra, zei kapelaan Verhoeven. Naar links. De kant van concurrentie, listigheid en valsheden. De andere kunne, de vrouwelijke, was a dextra gedirigeerd. Rechts. Zo was Gods heilsplan. Reeds op de hoek van Zeelsterstraat en Bredalaan kenbaar. Zo vertelde de kapelaan ons bij de voorbereiding op de eerste Heilige Communie. En daarom waren jongens op die Bredalaan ongewenst.
De meisjes naar de Teresiaschool waar nonnen de vrome baas waren. Deze waakten over het zielenheil, terwijl de misters van de jongensschool vloekten en sloegen, ter voorbereiding op het volle leven van de glasblazer in de lampenfabriek. Onze levens stonden in Gods hand al afgetekend onder het bronzen luiden van de kerkklok. Zat het mee, dat zou deze ons ook uitluiden, mits we de catechismus goed leerden. En open stonden voor levenslessen, die ook aan de Zeelsterstraat zich zegenrijk opdeden,
Deze schoolgaande reien hadden immers eerst al het openflappen van stalpoorten meegemaakt, waaruit de enorme belze knollen goedmoedig knikkend, zwaar snuivend en rood beflost en met blinkend haam achterwaarts op de rijweg werden geleid, soms even nukkig inhoudend voor een slippende fietser. Dat deze ontweek en stilstond scheen vanzelfsprekend. Het was een sensatie eerste klas als er ook een koe achteraankwam. Want ja: e verborgen ontheemde Strijper buurtkoeien bestonden. In het geniep. Uit het zicht.
Koeien, dat wist ik, stonden in een wei. Veilig achter prikkeldraad. Daar stonden ze melk te maken. Dat had ik wel vanuit de trein gezien. Maar ik wist niet dat ze in een buurtperceel woonden. En de knollen waren een sensatie eerste klas waarbij de moeflon en de olifant in diergaarde Blijdorp in het niet vielen. Deze enorme monsters lieten kletsend hun ontlasting vallen. En kinderen die daarin trapten werden tot het schoolhek uitgesliept. Het was geweldig, ronduit. Dit was het buitenland, waarover ik wel iets gehoord had. Ze spraken hier ook een taal, die onverstaanbaar was. Toch ging het om mensen die ook naar kantoor gingen en naar de fabriek. Vooral bij een zekere Philips, die kennelijk toch ook koeien toeliet op het terrein. Ik giste daarbij dat dat dan voor de zuivelverschaffing in het schaftuur was. Omdat Philips overal in voorzag, tot in een apotheek toe waar medicamenten werden verschaft. En dan hadden we het maar niet over de Philipswinkels.
Want daar waren radio’s op afbetaling te koop, alleen voor personeel. God zag toe, dat dat goed was, en de Zeelsterstraat was de aanvoerroute voor deze heilsmiddelen. Daarom zetten Boer Slegers, Brans, Van Lierop en andere klomp dragende notabelen, hoezeer met stront bemorst, ook rinkelend nog steeds immense melkbussen buiten aan de stoepranden. Die waren om zes uur opgehaald door de sleperswagens die in processie rammelend en rinkelend vanuit Zeelst waren komen aanrijden. Gevolgd door vlokken kwetterende mussen. Vanwege de stronthopen die de trekknollen achterlieten en waarin veel voedsel te halen was voor deze diertjes. Dat zag ik als ik naar het klooster ging om de vroegmis te dienen. Alles welberaamd door de Schepper, terwijl de burgerij nog eens kreunend zich omdraaide tussen de klamme lappen.