Genadeloos werd de straat aan weerszijden koud gesaneerd. De rooilijntrekking was er steeds leidend motief bij. Er waren de vreemdste vooruitstekende panden die met tuin en al op het wegdek bleken te staan toen het traject vanaf Zeelst geasfalteerd moest worden. Ook al hadden deze bouwsels de merkwaardigste versieringen en uiterlijke verschijningsvormen, ze moesten weg. Er kwamen strenge rood beklinkerde fietspaden waarop zich veel knetterende brommers voortbewogen. De gemeente kwam de gevelwanden inspecteren en bezien op gestandaardiseerde criteria van uiterlijke verschijningsvormen die in stedelijk gebied gepast waren.
Er gingen dus veel boerennerinkjes tegen de grond en ook de fabriekjes die verrezen waren waar eens een windmolen de aandrijvingskrachten voor de machinerieën had geleverd. Zo ging het bedrijfje dat gotische venstertjes had te loor, ook al leek het op een guur roofridderkasteel. Achtergrond voor menig spel waarbij ridders en benarde jonkvrouwen een hoofdrol speelden. Sommige percelen waren beleggingsobject van particulieren, die in één bestek een rij eigenzinnige arbeiderswoningen hadden laten zetten, uit de rooilijn, met het oog op tuintjes.
Dat had weer tot gevolg dat allerlei negentiende eeuwse glas-in-lood-beraamde nerinkjes, slagerijen, werktuigplaatsen, smederijen voor diverse diersoorten, de oude beltmolen van de zo roemrijke familie van mulders Giesbers, het timmerbedrijfje van de eerbare familie van Tuyn en vooral de verzonken peinzende herbergjes achter de tooi van kunstig met elkaar vervlochten boomsoorten mededogenloos afgebroken werden en verpulverd. Daar kwamen mooie nieuwe gave doorzonwoninkjes. Zodat men, inderdaad, kon zien hoe het nieuwe dressoir bij Mien en de vaas met plastic rozen in combinatie met het bankstel – ook een nieuwe vondst van deze zo ludieke tijd – op de parketvloer van hard laminaat stond in verhouding tot de met kurk beklede wanden.
De weg werd nu voorzien van twee rood betegelde zomen, fietspaden genaamd en er kwamen heuse verkeerslichten met onrustige knipperbollen. Want er waren inmiddels voldoende kinderen adequaat geplet en doodgebloed op het nieuwe asfalt. Een verhaal dat zovelen u vertellen kunnen. Ik weet het wel. Het ging nu verschrikkelijk veel en hard regenen. Omdat het Ruhrgebied atmosferische draaikolken in de wolkenpartijen boven Eindhoven begon te veroorzaken. Deze wolken lieten het regenen en niet als het dauw bij beetjes en niet eens reinigend, zoals de fraaie gregoriaanse zang Rorate Coeli het wil. Want de regen was verzuurd en zat vol met chemische stoffen. De boeren reden nog met grote varkensvrachtwagens denderend door de straat. Op weg naar het beroemde Eindhovense abattoir.
Je zag de zenuwachtige knorrekoppen tussen de plankieren. En toen was de Zeelsterstraat recht, strak, ledig en troosteloos. Het was een boeiende demonstratie van wat progressieven ook de vooruitgang noemen. De Zeelsterstraat had ook in Holland kunnen liggen, al het ouwe Brabantse was eruit. Maar dat was met heel de grootagglomeratie Eindhoven óók het geval. Veldhoven, Zeelst, Meerveldhoven, het is een pot nat. Dat is ook het geval met de zoveel geroemde welvaart. En toen besloot de rijksoverheid dat de boeren uit de nog agrarische gebieden ook maar koud gesaneerd moesten worden, liefst via het strafrechtelijk circuit. Zo geschiedde. Maar niet naar Zijn Woord. De Zeelsterstraat was nu af. Zoals de tom-tom dan meldt: Eindbestemming bereikt.